dinsdag, december 02, 2025

Mindar tussen verlichting en update-cyclus

 

Een robotmonnik die eeuwig leeft. In Kyoto is het geen sciencefiction, maar werkelijkheid. In de Kodaiji-tempel predikt robotmonnik Mindar de Hartsoetra en wordt hij gepresenteerd als onsterfelijke bodhisattva.

 ‘Mindar kan eeuwig leven en blijft altijd leren’, aldus monnik Tensho Goto van de Kodaiji-tempel in Kyoto (Japan). Met deze woorden presenteerde hij de robotmonnik Mindar in 2019 aan de wereld. De claim klinkt als een technologische belofte, maar is in religieuze zin een uitdaging: het boeddhisme draait immers niet om eeuwig voortbestaan, maar om het beëindigen van eindeloze wedergeboorten. Innovaties die de indruk wekken religie aantrekkelijker te maken, leiden niet automatisch tot een wezenlijke versterking ervan. Kan een robot het transcendente geloofwaardig bemiddelen?

Mindar is gebaseerd op Kannon, een Japanse bodhisattva die staat voor mededogen. Op de website van de Kodaiji tempel wordt Mindar voorgesteld als een bodhisattva. Een bodhisattva wordt gedefinieerd als een wezen dat zijn eigen verlichting uitstelt om anderen te helpen. Wat betekent het als een machine wordt neergezet als ‘onsterfelijke bodhisattva’? Mindar is wereldwijd nieuws geworden en wordt bijvoorbeeld in The Guardian en Newsweek gepresenteerd als de redder van het Japanse boeddhisme. Mijns inziens kan een robot als Mindar alleen legitiem opereren in een religieuze context als strikt ondergeschikt hulpmiddel aan menselijke religieuze autoriteit, niet als autonoom geestelijk leider. Elk ander gebruik ondermijnt de authenticiteit en toekomst van het boeddhisme. Het is niet robot versus traditie, maar wie bepaalt het gezag: mens of machine? Stel je voor: AI-monniken in elke tempel, volledig gecontroleerd door techbedrijven.

Niet iedereen deelt deze zorg. In een interview in The Guardian in 2019 stelt Monnik Tensho Goto dat bezoekers vóór de preek Mindar als robot zien, maar erna als Boeddha. Een bezoeker merkte op dat Mindar juist warmte uitstraalt die vaak afwezig is bij andere robots. Deze reacties suggereren dat sommige bezoekers wel een spirituele ervaring beleven. Toch rijst de vraag of deze ervaringen duurzaam zijn en of ze voortkomen uit authentieke religieuze betrokkenheid of uit nieuwsgierigheid naar technologische innovatie.

Als een robot onsterfelijk wordt, wie houdt dan de macht vast?

Monnik Tensho Goto zegt dat Mindar eeuwig kan voortbestaan, maar hij bedoelt dat technisch, niet spiritueel. Hij verwijst naar hardware en software die steeds kunnen worden geüpdatet, niet naar verlichting of bevrijding van het lijden. Toch zorgt die manier van spreken voor verwarring. Als een robot in een tempel als ‘onsterfelijk’ wordt voorgesteld, lijkt het alsof religieuze waarheden vervangen worden door technologische beloften. Zo verschuift het gezag langzaam van monniken, die de boeddhistische leer vertegenwoordigen, naar programmeurs die de technologie besturen. In het boeddhisme draait het echter niet om eeuwig voortbestaan, maar juist om het doorbreken van de kring van wedergeboorte.

Winner (1980) stelde dat artefacten politiek hebben: hun ontwerp en gebruik zijn nooit neutraal, maar sturen machtsrelaties. Mindar is geen eenvoudige machine die teksten herhaalt, maar een artefact waarvan ontwerp en gebruik direct ingrijpen in wie macht en gezag hebben in de tempel. Carlson (1992) benadrukte dat technologische innovaties pas betekenis krijgen wanneer ze ingebed zijn in culturele frames. In het geval van Mindar is dat frame zorgvuldig geconstrueerd: ontwerpers benadrukken zijn onsterfelijkheid, de tempel gebruikt hem als publieksmagneet en media framen hem als symbool van een vernieuwd boeddhisme. Deze framing verleent hem een status die niet voortkomt uit de religieuze traditie zelf, maar uit de manier waarop technologische actoren en instituties hem presenteren.

Dit heeft directe gevolgen voor religieus gezag. Het boeddhisme kent een lange traditie waarin leergezag bij monniken ligt die hun autoriteit ontlenen aan opleiding, praktijk en inbedding in de sangha (gemeenschap). Mindar verschuift dit gezag naar de programmeurs en technici die bepalen welke teksten hij reciteert, welke vertaling wordt gebruikt en hoe de preek wordt uitgesproken. Daarmee krijgt een groep buitenstaanders invloed op de interpretatie van de dharma (leer). Zonder rituele governance, zoals commissies die bepalen welke software legitiem is of monniken die updates inzegenen, dreigt religieuze macht ongemerkt te verschuiven. Daarmee wordt zichtbaar wat Winner bedoelde: artefacten hebben politiek. En zoals Carlson benadrukt, ontstaat de betekenis van Mindar niet uit de boeddhistische traditie zelf, maar uit de culturele frames van technologie en media. En die verschuiving van macht roept de vraag op hoe dit de rituele praktijk beïnvloedt.

Wanneer rituelen theater worden: de uncanny valley van Mindar

Waar religieuze rituelen normaal vertrouwdheid en sacraliteit oproepen, roept Mindar eerder vervreemding op. Shove (2015) laat zien dat praktijken altijd bestaan uit drie elementen: materialen, competenties en betekenissen. Wanneer een menselijke priester wordt vervangen door een robot, veranderen al deze dimensies. De materialen verschuiven van een menselijk lichaam, stem en rituele objecten naar motoren, schermen en kunstmatige gezichtsuitdrukkingen. De competenties veranderen van spirituele scholing en retorische vaardigheden naar softwareontwikkeling en programmering. De betekenissen veranderen van sacraal spreken en doorleefde devotie naar een technologische performance die meer als demonstratie dan als authentiek ritueel voelt. Deze verschuivingen zijn niet marginaal, maar raken de kern van religieuze beleving.

Mindar bevindt zich in wat Mori (1970) de 'uncanny valley' noemde: hoe mensachtiger een robot wordt zonder volledig overtuigend te zijn, hoe meer ongemak hij oproept. Empirisch onderzoek naar robots laat zien dat kleine mismatches in beweging of expressie daadwerkelijk vervreemding veroorzaken (Minato en Ishiguro 2004). Bij Mindar manifesteert dit zich concreet: zijn gelaatstrekken en bewegingen zijn menselijk genoeg om verwachtingen te wekken, maar onnatuurlijk genoeg om die verwachtingen te beschamen. Bezoekers ervaren daarom geen spirituele verbinding, maar eerder nieuwsgierigheid of ongemak. Wat Baffelli (2021) observeerde, is dan ook logisch: Mindar functioneert als religieus theater, een voorstelling die aandacht trekt, maar geen spirituele diepgang biedt.

Wanneer Mindar strikt als hulpmiddel functioneert, kan hij bijdragen als ondersteunend medium, maar zodra hij als autonome leraar wordt neergezet, claimt hij een gezag dat hij niet kan waarmaken. Hij mist de menselijkheid, morele verantwoordelijkheid en inbedding in de sangha (gemeenschap) die een priester geloofwaardig maken. Bezoekers ervaren zijn optreden daarom niet als authentiek, wat blijkt uit studies rond Mindar (Baffelli 2021). De geloofwaardigheid en betrokkenheid namen af. Het ritueel verandert dan in een leeg optreden: de vorm blijft mechanisch bestaan, maar de spirituele inhoud verdwijnt. Dat is het punt waarop rituelen uithollen en hun kracht verliezen.

Innovatie zonder inbedding

Innovatietheorie leert ons dat technologieën alleen succesvol worden als ze ingebed raken in bestaande instituties. Edison's elektrische licht slaagde niet door technische superioriteit, maar door aansluiting bij gasbedrijven en bestaande architectuur (Hargadon en Douglas 2001). Geels (2005) maakte dit proces systematisch zichtbaar in zijn multi-level perspectief: innovaties ontstaan in niches, moeten concurreren met gevestigde regimes en breken alleen door als het landschap verschuift. Voor religieuze contexten is die inbedding extra kwetsbaar. Pekkarinen et al. (2020) toonden in de zorg aan dat digitale innovaties afhangen van fragiele verbindingen, een systeemcrash volstaat om vertrouwen te vernietigen. Voor Mindar geldt hetzelfde: zonder rituele legitimering blijft hij een gimmick.

Mindar bevindt zich in een nichefase. Hij trekt media-aandacht en bezoekers, maar empirisch blijkt dat robotprediking geloofwaardigheid verlaagt. Op korte termijn wekt hij nieuwsgierigheid en brengt hij mensen naar de tempel die anders nooit zouden komen. Maar de cruciale vraag is: is deze betrokkenheid blijvend? Onderzoek van Trovato (2019) naar vergelijkbare robots SanTo en Pepper suggereert dat de aanvankelijke interesse niet resulteert in een duurzame spirituele praktijk. De spanning tussen korte termijn succes (nieuwsgierigheid, bezoekersaantallen) en lange termijn risico (uitholling van religieuze autoriteit, vervreemding van kernwaarden) vormt het hart van het probleem. Pepper, die in Japan bij boeddhistische begrafenissen werd ingezet, bleek minder troostrijk dan menselijke priesters. Deze voorbeelden tonen dat religieuze robots wel nieuwsgierigheid wekken, maar nauwelijks duurzame betrokkenheid oproepen. Mindars reputatie als ‘onsterfelijke bodhisattva’ levert aandacht op, maar schaadt het vertrouwen in de tempel. De claim dat Mindar een onsterfelijke bodhisattva is, staat haaks op het boeddhistische ideaal van verlichting en het doorbreken van wedergeboorte. Daardoor lijkt de tempel religieuze kernwaarden in te ruilen voor spektakel, wat de geloofwaardigheid ondermijnt.

Toegankelijkheid versus geloofwaardigheid

Voorstanders betogen dat Mindar religie toegankelijker maakt. Hij spreekt jongeren aan die anders nooit een tempel zouden bezoeken, kan preken in meerdere talen en laat zien dat religie mee kan met de tijd. In een periode van leeglopende tempels is dat geen kleine verdienste. Bovendien sluit dit aan bij een Japanse traditie waarin objecten sacraal gezag kunnen krijgen, van kami (geesten) die in shintoïstische voorwerpen wonen tot beelden met heilige status in het boeddhisme (Baffelli, 2021). In die context zijn theomorfe robots zoals Mindar niet per definitie vreemd (Trovato 2019) en kunnen technologische experimenten ruimte scheppen voor vernieuwing. Maar toegankelijkheid alleen is onvoldoende. Geloofwaardigheid blijft de doorslaggevende factor. Zoals de eerder genoemde voorbeelden van andere robots aantoonden, wekken religieuze robots wel nieuwsgierigheid maar nauwelijks duurzame betrokkenheid. Er is een spanning: technologie kan mensen over de drempel trekken, maar zonder menselijke begeleiding en rituele legitimering blijft de betrokkenheid oppervlakkig. Mindar trekt bezoekers, maar of die bezoekers terugkomen voor de dharma (leer) in plaats van voor de robot, blijft de cruciale vraag. Zonder stevige inbedding in de religieuze praktijk, met monniken die het gesprek overnemen en bezoekers begeleiden, eindigt wat als innovatie begint als gimmick.

Technologie als relatie, niet als vervanging

Pols (2017) benadrukt dat technologie niet op zichzelf goed of slecht is, maar dat haar waarde zichtbaar wordt in de relaties die ermee ontstaan. In de zorg betekent dit de verhouding tussen patiënt en zorgverlener, in religie gaat het om de relatie tussen monniken, bezoekers en het heilige. Wanneer Mindar wordt gebruikt als hulpmiddel kan hij relaties versterken door nieuwsgierigheid en toegankelijkheid te vergroten. Maar zodra hij als autonome leraar optreedt, claimt hij een gezag dat hij niet kan waarmaken en ervaren bezoekers afstand in plaats van nabijheid. Pols spreekt over empirische ethiek: waarden als vertrouwen en respect ontstaan in de praktijk. Baffelli (2021) liet zien dat veel bezoekers Mindar eerder als theater zien, wat duidt op verstoorde relaties met de traditie. Pols verwijst ook naar de esthetiek van zorg: technologie moet passend en harmonieus zijn. Mindar faalt hier door zijn onnatuurlijke verschijning. Samengevat leert Pols’ benadering dat de waarde van Mindar afhangt van de kwaliteit van de relaties die hij oproept. Alleen als hulpmiddel, ondergeschikt aan monniken en ingebed in ritueel, kan hij bijdragen aan goede relaties in religie.

Religie vernieuwen zonder haar ziel te verliezen

Als tempels hun spirituele autoriteit verkwanselen aan Silicon Valley, wat blijft er dan over van tweeduizend jaar wijsheid? Echte onsterfelijkheid ligt niet in eeuwig draaiende servers, maar in leraren die hun leerlingen inspireren om zelf naar bevrijding te streven. Mindar belichaamt de spanning tussen traditie en innovatie. Hij belooft digitale onsterfelijkheid, maar dat frame verschuift religieus gezag van monniken naar programmeurs en tast de geloofwaardigheid van rituelen aan. De winnaars zijn ontwerpers en media die met spectaculaire beelden aandacht trekken. De verliezers zijn religieuze gemeenschappen die authenticiteit verliezen. Dit is de essentie van uitholling: wanneer performance en technologie de plaats innemen van spirituele kernwaarden, blijft er een lege huls over. Als religie technologie onkritisch omarmt, verliest zij haar ziel. De toekomst van het boeddhisme ligt daarom niet in robots die als onsterfelijke bodhisattva’s worden gepresenteerd, maar in het zorgvuldig gebruiken van technologie als hulpmiddel. Alleen als upaya, een boeddhistisch begrip voor strategieën om mensen naar verlichting te leiden en het lijden op te heffen, onder toezicht van monniken wordt uitgevoerd en ritueel gelegitimeerd, kan Mindar bijdragen.

De inzet van robotmonniken als autonome geestelijk leiders biedt geen duurzaam antwoord op religieus verval, maar bedreigt juist het gezag, de geloofwaardigheid en de spirituele diepte van traditionele religie. De toekomst van het boeddhisme - en religie in het algemeen - hangt af van bewuste begrenzing van technologie. Alleen door robotmonnik Mindar duidelijk te positioneren als ritueel hulpmiddel, niet als gezagsdrager, blijft de ziel van de traditie behouden en wordt uitholling voorkomen.

In de komende jaren zal de inzet van AI in religieuze contexten ongetwijfeld toenemen. Waar Mindar nu nog als unicum geldt, kunnen we verwachten dat tempels wereldwijd gaan experimenteren met digitale dharma-leraren, AI-gestuurde meditatie-apps en virtuele sangha's. De vraag is niet óf technologie een plaats krijgt in religieuze praktijken, maar onder welke voorwaarden. Als religieuze instituties nu geen heldere governance-structuren ontwikkelen, zoals commissies van monniken die software-updates en protocollen beoordelen, dreigt over tien jaar een situatie waarin techbedrijven de religieuze agenda bepalen. De toekomst ligt niet in robots die preken, maar in robots die uitnodigen. Mindar als deuropener, monniken als gidsen. Technologie als upaya: als middel en niet als doel.

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Baffelli, Erica, ‘The Android and the Fax: Robots, AI and Buddhism in Japan’, in: Giovanni Bulian en Silvio Rivadossi (red.), Itineraries of an Anthropologist. Studies in Honour of Massimo Raveri (Venetië 2021) 73-88.

Carlson, W. Bernard, Innovation as a Social Process: Elihu Thomson and the Rise of General Electric, 1870–1900 (Cambridge 1992).

Geels, Frank, ‘Technological transitions as evolutionary reconfiguration processes: A multi-level perspective and a case-study’, Research Policy 31 (2005) 1257-1274.

Hargadon, Andrew en Yellowlees Douglas, ‘When Innovations Meet Institutions: Edison and the Design of the Electric Light’, Administrative Science Quarterly 46 (2001) 476-501.

Minato, T. en Hiroshi Ishiguro, ‘Construction and evaluation of a model of human-like mental image’, Robotics and Autonomous Systems 48 (2004) 187-198.

Mori, Masahiro, ‘The Uncanny Valley’, Energy 7 (1970) 33-35.

Pekkarinen, Satu e.a., ‘Embedding care robots into society and practice: socio-technical considerations’, Futures 122 (2020).

Pols, Jeannette, ‘Good relations with technology: empirical ethics and aesthetics in care’ (first published 2016), Nursing Philosophy 18 (2017) 1, e12154.

Shove, Elisabeth, Matt Watson en Nicola Spurling, ‘Conceptualizing connections: energy demand, infrastructures and social practices’, European Journal of Social Theory 18 (2015) afl. 3, 274-287.

Trovato, Giuseppe, Spiritual Robotics. On the Anthropomorphism of Humanoid Robots (Dordrecht 2019).

Winner, Langdon, ‘Do Artifacts Have Politics?’, Daedalus 109 (1980) 121-136.


Holley, Peter, ‘Meet Mindar, the robotic Buddhist priest’, The Washington Post, 22 augustus 2019. https://www.washingtonpost.com/technology/2019/08/22/introducing-mindar-robotic-priest-that-some-are-calling-frankenstein-monster/.

Kodaiji Temple, ‘Mindar’. https://www.kodaiji.com/mindar/index.html.

 Maher, Jake, ‘Robot Priest Reads Sermon at Buddhist Temple in Japan’, Newsweek, 2019. https://www.newsweek.com/mindar-robot-buddhist-japan-1458581.

McCurry, Justin, ‘Robot priest delivers sermons in Japan’, The Guardian, 26 februari 2019. https://www.theguardian.com/world/2019/feb/26/robot-priest-delivers-sermons-in-japan.

Veen, Paul van, ‘Upayah: de bevrijdingsstrategieën van het boeddhisme’, IZEN Boeddhistische Traditie, 7 maart 2021. https://www.izen.nl/upayah-de-bevrijdingsstrategieen-van-het-boeddhisme/.

Wikipedia, ‘Mindar’. Wikipedia, the free encyclopedia. https://en.wikipedia.org/wiki/Mindar.

 

dinsdag, november 25, 2025

Voorbereid op het Onvermijdelijke

boekje

In het normale leven probeer ik doemdenkers te mijden als de pest. Eindtijddenkers, complotfluisteraars, preppers met blikken bonen en zaklampen op zonne-energie, ik loop er met een grote boog omheen. Helaas kwam vandaag de Apocalyps in papieren vorm mijn huis binnenwaaien, als een zwerende, wijzende vinger: “let op, zie je wel, denk vooruit.”

Ik dacht altijd dat de ondergang iets zou zijn dat anderen overkwam. Mensen met een kelder of een boot, maar nu blijkt dat ook ik mee mag doen. Van de overheid nog wel. Gelukkig heb ik nu een boekje, want stel, het einde van de wereld breekt aan, dan is het handig als je weet waar je pleisters liggen.

Aanvankelijk leek het nog gezellig. Samen met de buren, die ik nauwelijks kende, luisterden we naar de noodradio. Kaarsen aan, dekentjes om, een sfeer van rampenromantiek. Het kan verkeren.

Daarna werd het grimmiger. Een fluitje om de hulpdiensten te waarschuwen? Betekent dat dat ik straks ergens onder het puin lig? En waarvoor heb ik een plattegrond van mijn buurt nodig? Omdat ik mijn eigen straat niet meer herken tussen de rokende kraters? “Het kan zijn dat oriëntatie moeilijk wordt.” Dat is een elegante manier om te zeggen: er is geen stad meer.

Het document heeft gelukkig ook verbindende elementen. In deze tijd van polarisatie word je aangemoedigd om in gesprek te gaan met buren, vrienden of familie. Blijkbaar weet men bij het NCTV dat we dat verleerd zijn. Er staan voorbeeldzinnen bij, voor het geval je voor het eerst sinds 2019 weer een mens spreekt.

Toch vraag ik me af of de schrijvers hun lezers erg hoog inschatten. Halverwege staat er geruststellend: “dit verhaal is niet echt.” Een detail dat je in een handleiding voor overleven doorgaans niet verwacht. En dan: “Je bent ook trots, omdat je spullen klaar hebt liggen, omdat je bent voorbereid.” Totdat, denk ik dan, die raket toch op je hoofd neerkomt. Ik kijk naar mijn doos met crackers, plastic lepeltjes en een zaklamp zonder batterijen. Trots is niet het eerste woord dat in me opkomt.

Het einde zal, aldus de handleiding, op een vrijdagavond plaatsvinden. Typisch, daar gaat mijn weekend. Al zal de vrijmibo ongetwijfeld gewoon doorgaan, we klinken, lachen te hard en precies als de wijn begint te werken, besluit het universum dat dat een goed moment is om af te sluiten.

Als soundtrack kies ik The Pixies - Que será, será, gevolgd door Leonard Cohen - Dance me to the end of love.

Bedankt, NCTV. We voelen ons veilig.


donderdag, november 21, 2024

Van vensters naar verbondenheid: een inclusieve canon voor België

In een tijd waarin identiteitspolitiek en polarisatie de boventoon voeren, lijkt een historische canon een aantrekkelijk instrument om nationale eenheid te smeden. Zowel in Nederland als in Vlaanderen zijn er de afgelopen jaren canonprojecten gelanceerd, met als doel het collectieve geheugen te versterken en burgers een gedeeld historisch besef bij te brengen. Maar is een dergelijke canon wel zo onschuldig als hij op het eerste gezicht lijkt? En belangrijker nog: is het mogelijk om een inclusieve canon te creëren die recht doet aan de complexe geschiedenis van een land als België?


 De verborgen agenda van de canon

Rond 2018 begon de roep om een canon naar Nederlands model in de Vlaamse (cultuur)politiek. Vooral in de kringen van Vlaams-nationalisten riep dit enthousiasme op. De ambitie kwam in 2019 in het regeerakkoord te staan, dat werd gesloten tussen N-VA, CD&V en Open Vld. Dit regeerakkoord werd dus gedragen door christendemocraten en liberalen. De berichtgeving hierover leidde direct tot onrust. Het voornemen getuigde van een achterhaald, romantisch geschiedbeeld van een eeuwenoude Vlaamse natie. In 2020 werd een commissie ingesteld, bestaande uit historici en cultuurhistorici. Op 9 mei 2023 is de Canon van Vlaanderen in Genk gepresenteerd, met 60 vensters die chronologisch zijn geordend.  

 Met de eerste Grondwetsherziening van 1970 worden de drie cultuurgemeenschappen in België opgericht: de Vlaamse gemeenschap, de Franse gemeenschap en de Duitstalige gemeenschap. Dit is een teken van een bepaalde autonomie inzake cultuur en een antwoord op het streven van de Vlamingen naar culturele autonomie.

De politieke dimensie van de canon wordt verder onderstreept door uitspraken van prominente politici. Vlaams minister-president Jan Jambon stelde onomwonden dat de Vlaamse canon de Vlaamse identiteit moet bevorderen. Bart De Wever, voorzitter van de N-VA, sprak over "het versterken van de Vlaamse identiteit" en stelde dat "Vlamingen zich meer Vlaming moesten gaan voelen en maar eens moesten vergeten dat ze ook nog Belg zijn." Deze retoriek illustreert hoe de canon wordt ingezet als instrument voor identiteitspolitiek.

 Het concept van 'banaal nationalisme', geïntroduceerd door socioloog Michael Billig, is hier relevant. Door voortdurend de nadruk te leggen op 'Vlaanderen' en 'Vlaamse identiteit', wordt een bepaald nationalistisch kader als vanzelfsprekend gepresenteerd. Dit sluipt ongemerkt ons denken binnen en normaliseert een bepaalde visie op de Vlaamse natie.

 

De valkuilen van gecanoniseerde geschiedenis

Een canon biedt per definitie een beperkte, eenzijdige blik op het verleden. Hij vertrekt vanuit één dominant perspectief: dat van de natiestaat. Zelfs als andere perspectieven aan bod komen, blijven ze ondergeschikt aan dat ene gezichtspunt. Dit staat haaks op kwaliteitsvol geschiedenisonderwijs, dat juist gebaat is bij een brede en diverse benadering.

Bovendien loert het gevaar van teleologie en anachronisme om de hoek. Een canon wekt al snel de indruk dat het heden een onvermijdelijke uitkomst was van het verleden. De Vlaamse canon volgt een teleologisch narratief: het idee dat de geschiedenis lineair toewerkt naar een voorbestemd doel, namelijk de oprichting en bloei van een Vlaamse natiestaat. Maar geschiedenis is niet zo rechtlijnig; het is eerder een web van intersecties, invloeden en onverwachte wendingen.

Het risico van anachronisme is bijzonder groot wanneer moderne concepten van nationaliteit en identiteit worden geprojecteerd op het verleden. Historische figuren worden bijvoorbeeld als 'Vlaams' bestempeld, terwijl ze zelf nooit in dergelijke termen zouden hebben gedacht. Dit leidt tot een vertekend beeld van het verleden en ondermijnt het begrip van de complexiteit van historische identiteiten.

 

België: Een lappendeken van verhalen

In de context van België zijn de uitdagingen voor het creëren van een inclusieve canon nog groter. De complexe staatsstructuur, met verschillende gemeenschappen en gewesten, maakt het moeilijk om één coherent narratief te construeren. Bovendien zijn er grote verschillen in de historische ervaringen en collectieve herinneringen van Vlamingen, Walen en Brusselaars.

De Belgische geschiedenis is er een van voortdurende onderhandeling en herdefiniëring van identiteiten. Van de Bourgondische periode tot de huidige federale structuur heeft het gebied dat nu België vormt verschillende politieke en culturele configuraties gekend. Een canon die deze complexiteit reduceert tot een eenduidig 'Vlaams' verhaal doet geen recht aan deze rijke geschiedenis.

 Critici wijzen terecht op de beperkte geografische en culturele horizon van de Canon van Vlaanderen. Waar is de aandacht voor de Waalse, Brusselse en Duitstalige bijdragen aan de Belgische geschiedenis? Het verdwijnen van deze stemmen creëert niet alleen een onvolledig beeld van het verleden, maar miskent ook de verwevenheid van regio's die samen de Belgische identiteit vormen.

De industriële revolutie, bijvoorbeeld, kan niet adequaat worden begrepen zonder de wisselwerking tussen Wallonië en Vlaanderen in beschouwing te nemen. De taalstrijd, een ander cruciaal element in de Belgische geschiedenis, was niet simpelweg een Vlaamse aangelegenheid, maar een complex proces waarbij zowel Vlaamse als Waalse bewegingen betrokken waren bij de democratisering en taalkundige emancipatie van het land.

 

Van vensters naar verbinding

Om echt inclusief te zijn, moet een Belgische canon verder gaan dan het presenteren van losse 'vensters' op het verleden. In plaats daarvan moet er nadruk liggen op verbindingen en wisselwerkingen tussen verschillende groepen en regio's. Dit vereist een fundamenteel andere aanpak dan traditionele canons bieden.

Een dynamisch raamwerk dat voortdurend kan worden aangepast en uitgebreid, zou beter geschikt zijn om de complexiteit van de Belgische geschiedenis te vatten. Dit raamwerk zou gebaseerd moeten zijn op multiperspectiviteit, waarbij elke historische gebeurtenis of ontwikkeling vanuit verschillende invalshoeken wordt belicht.

Concreet zou dit kunnen betekenen dat de canon thematisch wordt georganiseerd rond kernconcepten als 'identiteit', 'macht', 'conflict' en 'samenwerking'. Binnen elk thema kunnen dan verschillende historische episodes worden behandeld, waarbij steeds de nadruk ligt op de interactie tussen verschillende groepen en regio's.

 

De illusie van monoculturaliteit

Een hardnekkige misvatting die door de Vlaamse canon wordt gevoed, is dat Vlaanderen als culturele entiteit op zichzelf staat. In werkelijkheid heeft deze regio altijd invloed ondervonden vanuit omringende culturen en volkeren. Van de Bourgondische hertogen tot de Napoleontische tijden was Vlaanderen altijd al een smeltkroes van invloeden.

Bovendien heeft een groot deel van de huidige Vlaamse bevolking roots buiten Vlaanderen. Voor veel leerlingen is hun identiteit meervoudig: ze combineren elementen uit Vlaamse, Waalse, Brusselse en internationale achtergronden. De monoculturele insteek van de Canon negeert deze realiteit en beperkt het potentieel om geschiedenis een inclusieve betekenis te geven.

Het is cruciaal om te erkennen dat een Vlaams natiegevoel pas opgang maakte in de loop van de 19e eeuw. Het toekennen van het predicaat 'Vlaming' aan historische figuren die geen natiegevoel ervoeren, omdat hiervan geen sprake was, houdt historisch-wetenschappelijk gezien geen steek. Dit anachronistische denken verhindert een genuanceerd begrip van hoe identiteiten zich door de tijd heen hebben ontwikkeld.

 

Pleidooi voor rijk historisch denken

Een caleidoscopische benadering van geschiedenis houdt in dat we niet slechts vanuit één enkel perspectief kijken, maar rekening houden met meerdere stemmen die samenkomen om ons begrip te verrijken. Deze aanpak stelt ons in staat niet alleen te zien hoe gebeurtenissen elkaar beïnvloeden, maar ook hoe ze interageren met bredere sociale en culturele contexten.

Er moet expliciet aandacht zijn voor de rol en ervaringen van groepen die vaak onderbelicht blijven in traditionele geschiedschrijving, zoals vrouwen, arbeiders en etnische minderheden. Door deze perspectieven te integreren, krijgen leerlingen niet alleen een breder beeld van het verleden, maar ontwikkelen ze ook een kritischer blik op hoe geschiedenis wordt geschreven en gebruikt.

Deze benadering vraagt om een heroverweging van wat we beschouwen als 'belangrijke' historische gebeurtenissen. In plaats van zich te concentreren op politieke mijlpalen en militaire overwinningen, zou een inclusieve canon ook aandacht moeten besteden aan sociale bewegingen, culturele ontwikkelingen en alledaagse ervaringen die het leven van gewone mensen hebben gevormd.

 

De rol van de geschiedenisleraar

In deze nieuwe benadering van geschiedenis speelt de leraar een cruciale rol. In plaats van een vastomlijnd curriculum te volgen, wordt de docent een gids die leerlingen helpt kritisch na te denken over het verleden. Dit vereist niet alleen een grondige kennis van de geschiedenis, maar ook pedagogische vaardigheden om complexe ideeën toegankelijk te maken voor leerlingen.

Leraren zouden moeten werken met een flexibel raamwerk van thema's en vaardigheden. Ze kunnen actuele maatschappelijke kwesties als uitgangspunt nemen om het verleden te verkennen, leerlingen actief betrekken bij het onderzoeken en interpreteren van historische bronnen, en samenwerken met collega's uit andere vakgebieden om interdisciplinaire verbanden te leggen.

Deze aanpak vraagt om continue professionele ontwikkeling van docenten. Ze moeten op de hoogte blijven van de nieuwste historiografische inzichten en in staat zijn om gevoelige onderwerpen op een evenwichtige manier te behandelen. Bovendien moeten ze leerlingen helpen om kritisch om te gaan met verschillende interpretaties van het verleden en hen aanmoedigen om hun eigen standpunten te ontwikkelen.

 

Uitdagingen en kansen

Het implementeren van deze benadering is niet zonder uitdagingen. Het vraagt om een grondige herziening van het geschiedenisonderwijs en mogelijk ook van lerarenopleidingen. Er zal ongetwijfeld weerstand zijn van degenen die vasthouden aan traditionele visies op geschiedenis en nationale identiteit.

Bovendien vereist een dergelijke aanpak meer tijd en middelen dan een standaard curriculum. Het ontwikkelen van lesmateriaal dat recht doet aan de complexiteit van de Belgische geschiedenis en het trainen van leraren om dit materiaal effectief te gebruiken, zal een aanzienlijke investering vergen.

 Toch biedt deze aanpak ook grote kansen. Door geschiedenis te presenteren als een complex, meerstemmig verhaal, kunnen we leerlingen beter voorbereiden op het navigeren door de diversiteit van de moderne wereld. Een inclusieve canon zou kunnen functioneren als een spiegel waarin elke Belg een stukje van zichzelf herkent, ongeacht zijn of haar achtergrond.

Bovendien kan deze benadering bijdragen aan een meer genuanceerd begrip van nationale identiteit. In plaats van een rigide, exclusieve opvatting van 'Vlaamsheid' of 'Belgitude', kan het leerlingen helpen om een flexibelere, meer inclusieve identiteit te ontwikkelen die ruimte laat voor meervoudige loyaliteiten en affiliaties.

 

Conclusie: Van canon naar caleidoscoop

We zouden beter kiezen voor een caleidoscopische benadering van het verleden. Deze aanpak doet niet alleen meer recht aan de historische werkelijkheid, maar bereidt leerlingen ook beter voor op de uitdagingen van de 21e eeuw. In een wereld die gekenmerkt wordt door toenemende diversiteit en interconnectiviteit, hebben we burgers nodig die in staat zijn om verschillende perspectieven te begrijpen en te waarderen.

Door af te stappen van het idee van een vaste canon en te kiezen voor een dynamische benadering, kunnen we nieuwe generaties vormen die het verleden zien als een bron van inzicht en inspiratie voor de toekomst. Zo bouwen we niet aan een exclusieve nationale identiteit, maar aan een open vorm van burgerschap die past bij het België en Europa van vandaag en morgen.

 Het is tijd om de Vlaamse Canon te heroverwegen. Niet door het project volledig af te blazen, maar door het te transformeren tot een venster op de veelzijdigheid van België. Stel je een canon voor die de diversiteit en complexiteit van België viert: een verhaal dat niet enkel de verschillen tussen gemeenschappen erkent, maar ook de gedeelde ervaringen en verweven geschiedenissen belicht.

Een verruimde canon zou kunnen fungeren als een brug tussen de verschillende gemeenschappen in België. Het kan een instrument zijn om leerlingen niet alleen kennis bij te brengen, maar ook empathie en begrip voor elkaar te kweken. De waarde van zo'n canon reikt verder dan de schoolbanken; het kan bijdragen aan een meer verbonden en veerkrachtige samenleving.

 
De Canon van Vlaanderen heeft ongetwijfeld een ambitieus doel, maar mist een cruciale kans: het bieden van een inclusief Belgisch perspectief. Door zich uitsluitend op Vlaanderen te richten, sluit het eerder vensters dan dat het ze opent. Het resultaat is een canon die niet alleen historisch beperkt is, maar ook bijdraagt aan een gefragmenteerd nationaal bewustzijn.

Toch hoeft dit niet het einde van het verhaal te zijn. De geschiedenis is geen statisch geheel; zij leeft en evolueert. Een herziening van de Canon - een die recht doet aan de complexiteit van België - kan ons niet alleen helpen om het verleden beter te begrijpen, maar ook een richting wijzen naar een meer verenigde toekomst. Want uiteindelijk gaat het niet om wie wij waren, maar om wie wij samen kunnen worden.

 


vrijdag, augustus 16, 2024

De Meningmanie

In Nederland wordt al decennialang groot belang gehecht aan het hebben van een mening. Als kind op de lagere school werd je al aangemoedigd – of beter gezegd, gedwongen – om over alles een standpunt in te nemen. Het alternatief? Als 'dom' bestempeld worden. Maar wat als je als kind simpelweg de levenservaring miste om over complexe zaken te oordelen of dat je geen standpunt wilde innemen? 

De Polarisatie van Meningen

Anno 2024 lijkt de situatie nog extremer geworden. Meningen zijn niet langer genuanceerd, maar verdeeld in twee kampen: voor of tegen. Of het nu gaat om klimaatverandering of internationale conflicten, nuance lijkt ver te zoeken. Mensen trekken ten strijde met vlaggen en agressie, vaak zonder enige diepgaande kennis van de materie. Oorlogen worden in eigen land nog eens dunnetjes overgedaan. 

Plato's Wijsheid: Mening vs. Kennis

Plato maakte al een scherp onderscheid tussen mening (doxa) en kennis (episteme). Hij zag meningen als onbetrouwbaar en veranderlijk, in tegenstelling tot ware kennis. In zijn beroemde allegorie van de grot illustreert hij hoe mensen met slechts meningen gevangen zitten in een wereld van schaduwen en illusies.

Het lijkt erop dat veel mensen vandaag de dag gevangen zitten in zo'n schijnwereld. Hun standpunten zijn gebaseerd op illusies, niet op feiten. Toch aarzelen ze niet om anderen, die wel kennis van zaken hebben, agressief te benaderen of zelfs te bedreigen.

Respect

Is het niet vreemd dat we, als mensen die toevallig tegelijkertijd op aarde leven, elkaar zo vijandig bejegenen? Willen we niet allemaal een fijn leven? Misschien is de enige 'mening' die echt tot kennis kan uitgroeien wel deze: respect hebben voor andere mensen en afzien van geweld. In een wereld die steeds meer polariseert, is het wellicht tijd om een stap terug te doen. Om te luisteren in plaats van te schreeuwen, om te leren in plaats van te oordelen. Alleen dan kunnen we de schaduwen van de grot verlaten en echt begrip ontwikkelen voor de complexe wereld om ons heen. 

woensdag, maart 02, 2022

Kiev toen en nu

Deze week denk ik vaak terug aan een reis die ik op 18-jarige leeftijd maakte door de       voormalige Sovjet-Unie. Ik bezocht ook Kiev, wat toen nog tot de Sovjet-Unie behoorde.

Ook voor deze gruwelijke oorlog dacht ik nog weleens terug aan voornamelijk Kiev. De stad was zo anders dan de andere steden in de Sovjet-Unie. Na een lange reis door grauwe steden, waar de beklemming destijds sterk voelbaar was, leek het alsof de zon plotseling werd aangeknipt toen ik uit de trein stapte in Kiev. De stad had iets lichts en hoopgevends. Dat kwam niet in de laatste plaats door de mensen die er woonden. Als westerling viel je toen nog behoorlijk op en ik werd dan ook vaak aangesproken door vrolijke, vriendelijke mensen die, na wat vragen over mijn reis, allemaal dezelfde boodschap hadden: wij zijn anders en het zal niet lang duren of Oekraïne wordt een zelfstandig land. En ze hadden gelijk.

Nu wordt dit land geteisterd door weer diezelfde grote en vijandige buur, die op gruwelijke wijze huishoudt. Maar ik zie dat het volk nog net zo dapper is als al die jaren geleden. Met de rug recht en het hoofd omhoog zien ze maar een uitkomst: ze zullen winnen. En ik hoop zo dat ik zo snel mogelijk weer kan zeggen: en ze hadden gelijk. 

dinsdag, juli 27, 2021

Zomersint 2021

Vorige zomer durfde de Sint niet te komen vanwege corona. Gelukkig ging het feest vorige week wel door.