In een tijd waarin identiteitspolitiek en polarisatie de boventoon voeren, lijkt een historische canon een aantrekkelijk instrument om nationale eenheid te smeden. Zowel in Nederland als in Vlaanderen zijn er de afgelopen jaren canonprojecten gelanceerd, met als doel het collectieve geheugen te versterken en burgers een gedeeld historisch besef bij te brengen. Maar is een dergelijke canon wel zo onschuldig als hij op het eerste gezicht lijkt? En belangrijker nog: is het mogelijk om een inclusieve canon te creëren die recht doet aan de complexe geschiedenis van een land als België?
Rond 2018 begon de roep om
een canon naar Nederlands model in de Vlaamse (cultuur)politiek. Vooral in de
kringen van Vlaams-nationalisten riep dit enthousiasme op. De ambitie kwam in
2019 in het regeerakkoord te staan, dat werd gesloten tussen N-VA, CD&V en
Open Vld. Dit regeerakkoord werd dus gedragen door christendemocraten en
liberalen. De berichtgeving hierover leidde direct tot onrust. Het voornemen
getuigde van een achterhaald, romantisch geschiedbeeld van een eeuwenoude
Vlaamse natie. In 2020 werd een commissie ingesteld, bestaande uit historici en
cultuurhistorici. Op 9 mei 2023 is de Canon van Vlaanderen in Genk
gepresenteerd, met 60 vensters die chronologisch zijn geordend.
De politieke dimensie van de
canon wordt verder onderstreept door uitspraken van prominente politici. Vlaams
minister-president Jan Jambon stelde onomwonden dat de Vlaamse canon de Vlaamse
identiteit moet bevorderen. Bart De Wever, voorzitter van de N-VA, sprak over
"het versterken van de Vlaamse identiteit" en stelde dat
"Vlamingen zich meer Vlaming moesten gaan voelen en maar eens moesten
vergeten dat ze ook nog Belg zijn." Deze retoriek illustreert hoe de canon
wordt ingezet als instrument voor identiteitspolitiek.
De valkuilen van
gecanoniseerde geschiedenis
Een canon biedt per
definitie een beperkte, eenzijdige blik op het verleden. Hij vertrekt vanuit
één dominant perspectief: dat van de natiestaat. Zelfs als andere perspectieven
aan bod komen, blijven ze ondergeschikt aan dat ene gezichtspunt. Dit staat haaks
op kwaliteitsvol geschiedenisonderwijs, dat juist gebaat is bij een brede en
diverse benadering.
Bovendien loert het gevaar
van teleologie en anachronisme om de hoek. Een canon wekt al snel de indruk dat
het heden een onvermijdelijke uitkomst was van het verleden. De Vlaamse canon
volgt een teleologisch narratief: het idee dat de geschiedenis lineair toewerkt
naar een voorbestemd doel, namelijk de oprichting en bloei van een Vlaamse
natiestaat. Maar geschiedenis is niet zo rechtlijnig; het is eerder een web van
intersecties, invloeden en onverwachte wendingen.
Het risico van anachronisme
is bijzonder groot wanneer moderne concepten van nationaliteit en identiteit
worden geprojecteerd op het verleden. Historische figuren worden bijvoorbeeld
als 'Vlaams' bestempeld, terwijl ze zelf nooit in dergelijke termen zouden
hebben gedacht. Dit leidt tot een vertekend beeld van het verleden en
ondermijnt het begrip van de complexiteit van historische identiteiten.
België: Een lappendeken van
verhalen
In de context van België
zijn de uitdagingen voor het creëren van een inclusieve canon nog groter. De
complexe staatsstructuur, met verschillende gemeenschappen en gewesten, maakt
het moeilijk om één coherent narratief te construeren. Bovendien zijn er grote
verschillen in de historische ervaringen en collectieve herinneringen van
Vlamingen, Walen en Brusselaars.
De Belgische geschiedenis is
er een van voortdurende onderhandeling en herdefiniëring van identiteiten. Van
de Bourgondische periode tot de huidige federale structuur heeft het gebied dat
nu België vormt verschillende politieke en culturele configuraties gekend. Een
canon die deze complexiteit reduceert tot een eenduidig 'Vlaams' verhaal doet
geen recht aan deze rijke geschiedenis.
De industriële revolutie,
bijvoorbeeld, kan niet adequaat worden begrepen zonder de wisselwerking tussen
Wallonië en Vlaanderen in beschouwing te nemen. De taalstrijd, een ander
cruciaal element in de Belgische geschiedenis, was niet simpelweg een Vlaamse
aangelegenheid, maar een complex proces waarbij zowel Vlaamse als Waalse
bewegingen betrokken waren bij de democratisering en taalkundige emancipatie
van het land.
Van vensters naar verbinding
Om echt inclusief te zijn,
moet een Belgische canon verder gaan dan het presenteren van losse 'vensters'
op het verleden. In plaats daarvan moet er nadruk liggen op verbindingen en
wisselwerkingen tussen verschillende groepen en regio's. Dit vereist een fundamenteel
andere aanpak dan traditionele canons bieden.
Een dynamisch raamwerk dat
voortdurend kan worden aangepast en uitgebreid, zou beter geschikt zijn om de
complexiteit van de Belgische geschiedenis te vatten. Dit raamwerk zou
gebaseerd moeten zijn op multiperspectiviteit, waarbij elke historische gebeurtenis
of ontwikkeling vanuit verschillende invalshoeken wordt belicht.
Concreet zou dit kunnen
betekenen dat de canon thematisch wordt georganiseerd rond kernconcepten als
'identiteit', 'macht', 'conflict' en 'samenwerking'. Binnen elk thema kunnen
dan verschillende historische episodes worden behandeld, waarbij steeds de nadruk
ligt op de interactie tussen verschillende groepen en regio's.
De illusie van
monoculturaliteit
Een hardnekkige misvatting
die door de Vlaamse canon wordt gevoed, is dat Vlaanderen als culturele
entiteit op zichzelf staat. In werkelijkheid heeft deze regio altijd invloed
ondervonden vanuit omringende culturen en volkeren. Van de Bourgondische hertogen
tot de Napoleontische tijden was Vlaanderen altijd al een smeltkroes van
invloeden.
Bovendien heeft een groot
deel van de huidige Vlaamse bevolking roots buiten Vlaanderen. Voor veel
leerlingen is hun identiteit meervoudig: ze combineren elementen uit Vlaamse,
Waalse, Brusselse en internationale achtergronden. De monoculturele insteek van
de Canon negeert deze realiteit en beperkt het potentieel om geschiedenis een
inclusieve betekenis te geven.
Het is cruciaal om te
erkennen dat een Vlaams natiegevoel pas opgang maakte in de loop van de 19e
eeuw. Het toekennen van het predicaat 'Vlaming' aan historische figuren die
geen natiegevoel ervoeren, omdat hiervan geen sprake was, houdt
historisch-wetenschappelijk gezien geen steek. Dit anachronistische denken
verhindert een genuanceerd begrip van hoe identiteiten zich door de tijd heen
hebben ontwikkeld.
Pleidooi voor rijk
historisch denken
Een caleidoscopische
benadering van geschiedenis houdt in dat we niet slechts vanuit één enkel
perspectief kijken, maar rekening houden met meerdere stemmen die samenkomen om
ons begrip te verrijken. Deze aanpak stelt ons in staat niet alleen te zien hoe
gebeurtenissen elkaar beïnvloeden, maar ook hoe ze interageren met bredere
sociale en culturele contexten.
Er moet expliciet aandacht
zijn voor de rol en ervaringen van groepen die vaak onderbelicht blijven in
traditionele geschiedschrijving, zoals vrouwen, arbeiders en etnische
minderheden. Door deze perspectieven te integreren, krijgen leerlingen niet
alleen een breder beeld van het verleden, maar ontwikkelen ze ook een
kritischer blik op hoe geschiedenis wordt geschreven en gebruikt.
Deze benadering vraagt om
een heroverweging van wat we beschouwen als 'belangrijke' historische
gebeurtenissen. In plaats van zich te concentreren op politieke mijlpalen en
militaire overwinningen, zou een inclusieve canon ook aandacht moeten besteden
aan sociale bewegingen, culturele ontwikkelingen en alledaagse ervaringen die
het leven van gewone mensen hebben gevormd.
De rol van de
geschiedenisleraar
In deze nieuwe benadering
van geschiedenis speelt de leraar een cruciale rol. In plaats van een
vastomlijnd curriculum te volgen, wordt de docent een gids die leerlingen helpt
kritisch na te denken over het verleden. Dit vereist niet alleen een grondige kennis
van de geschiedenis, maar ook pedagogische vaardigheden om complexe ideeën
toegankelijk te maken voor leerlingen.
Leraren zouden moeten werken
met een flexibel raamwerk van thema's en vaardigheden. Ze kunnen actuele
maatschappelijke kwesties als uitgangspunt nemen om het verleden te verkennen,
leerlingen actief betrekken bij het onderzoeken en interpreteren van historische
bronnen, en samenwerken met collega's uit andere vakgebieden om
interdisciplinaire verbanden te leggen.
Deze aanpak vraagt om
continue professionele ontwikkeling van docenten. Ze moeten op de hoogte
blijven van de nieuwste historiografische inzichten en in staat zijn om
gevoelige onderwerpen op een evenwichtige manier te behandelen. Bovendien
moeten ze leerlingen helpen om kritisch om te gaan met verschillende
interpretaties van het verleden en hen aanmoedigen om hun eigen standpunten te
ontwikkelen.
Uitdagingen en kansen
Het implementeren van deze
benadering is niet zonder uitdagingen. Het vraagt om een grondige herziening
van het geschiedenisonderwijs en mogelijk ook van lerarenopleidingen. Er zal
ongetwijfeld weerstand zijn van degenen die vasthouden aan traditionele visies
op geschiedenis en nationale identiteit.
Bovendien vereist een
dergelijke aanpak meer tijd en middelen dan een standaard curriculum. Het
ontwikkelen van lesmateriaal dat recht doet aan de complexiteit van de
Belgische geschiedenis en het trainen van leraren om dit materiaal effectief te
gebruiken, zal een aanzienlijke investering vergen.
Bovendien kan deze
benadering bijdragen aan een meer genuanceerd begrip van nationale identiteit.
In plaats van een rigide, exclusieve opvatting van 'Vlaamsheid' of 'Belgitude',
kan het leerlingen helpen om een flexibelere, meer inclusieve identiteit te ontwikkelen
die ruimte laat voor meervoudige loyaliteiten en affiliaties.
Conclusie: Van canon naar
caleidoscoop
We zouden beter kiezen voor
een caleidoscopische benadering van het verleden. Deze aanpak doet niet alleen
meer recht aan de historische werkelijkheid, maar bereidt leerlingen ook beter
voor op de uitdagingen van de 21e eeuw. In een wereld die gekenmerkt wordt door
toenemende diversiteit en interconnectiviteit, hebben we burgers nodig die in
staat zijn om verschillende perspectieven te begrijpen en te waarderen.
Door af te stappen van het
idee van een vaste canon en te kiezen voor een dynamische benadering, kunnen we
nieuwe generaties vormen die het verleden zien als een bron van inzicht en
inspiratie voor de toekomst. Zo bouwen we niet aan een exclusieve nationale
identiteit, maar aan een open vorm van burgerschap die past bij het België en
Europa van vandaag en morgen.
Een verruimde canon zou
kunnen fungeren als een brug tussen de verschillende gemeenschappen in België.
Het kan een instrument zijn om leerlingen niet alleen kennis bij te brengen,
maar ook empathie en begrip voor elkaar te kweken. De waarde van zo'n canon
reikt verder dan de schoolbanken; het kan bijdragen aan een meer verbonden en
veerkrachtige samenleving.
Toch hoeft dit niet het
einde van het verhaal te zijn. De geschiedenis is geen statisch geheel; zij
leeft en evolueert. Een herziening van de Canon - een die recht doet aan de
complexiteit van België - kan ons niet alleen helpen om het verleden beter te
begrijpen, maar ook een richting wijzen naar een meer verenigde toekomst. Want
uiteindelijk gaat het niet om wie wij waren, maar om wie wij samen kunnen
worden.