donderdag, november 21, 2024

Van vensters naar verbondenheid: een inclusieve canon voor België

In een tijd waarin identiteitspolitiek en polarisatie de boventoon voeren, lijkt een historische canon een aantrekkelijk instrument om nationale eenheid te smeden. Zowel in Nederland als in Vlaanderen zijn er de afgelopen jaren canonprojecten gelanceerd, met als doel het collectieve geheugen te versterken en burgers een gedeeld historisch besef bij te brengen. Maar is een dergelijke canon wel zo onschuldig als hij op het eerste gezicht lijkt? En belangrijker nog: is het mogelijk om een inclusieve canon te creëren die recht doet aan de complexe geschiedenis van een land als België?


 De verborgen agenda van de canon

Rond 2018 begon de roep om een canon naar Nederlands model in de Vlaamse (cultuur)politiek. Vooral in de kringen van Vlaams-nationalisten riep dit enthousiasme op. De ambitie kwam in 2019 in het regeerakkoord te staan, dat werd gesloten tussen N-VA, CD&V en Open Vld. Dit regeerakkoord werd dus gedragen door christendemocraten en liberalen. De berichtgeving hierover leidde direct tot onrust. Het voornemen getuigde van een achterhaald, romantisch geschiedbeeld van een eeuwenoude Vlaamse natie. In 2020 werd een commissie ingesteld, bestaande uit historici en cultuurhistorici. Op 9 mei 2023 is de Canon van Vlaanderen in Genk gepresenteerd, met 60 vensters die chronologisch zijn geordend.  

 Met de eerste Grondwetsherziening van 1970 worden de drie cultuurgemeenschappen in België opgericht: de Vlaamse gemeenschap, de Franse gemeenschap en de Duitstalige gemeenschap. Dit is een teken van een bepaalde autonomie inzake cultuur en een antwoord op het streven van de Vlamingen naar culturele autonomie.

De politieke dimensie van de canon wordt verder onderstreept door uitspraken van prominente politici. Vlaams minister-president Jan Jambon stelde onomwonden dat de Vlaamse canon de Vlaamse identiteit moet bevorderen. Bart De Wever, voorzitter van de N-VA, sprak over "het versterken van de Vlaamse identiteit" en stelde dat "Vlamingen zich meer Vlaming moesten gaan voelen en maar eens moesten vergeten dat ze ook nog Belg zijn." Deze retoriek illustreert hoe de canon wordt ingezet als instrument voor identiteitspolitiek.

 Het concept van 'banaal nationalisme', geïntroduceerd door socioloog Michael Billig, is hier relevant. Door voortdurend de nadruk te leggen op 'Vlaanderen' en 'Vlaamse identiteit', wordt een bepaald nationalistisch kader als vanzelfsprekend gepresenteerd. Dit sluipt ongemerkt ons denken binnen en normaliseert een bepaalde visie op de Vlaamse natie.

 

De valkuilen van gecanoniseerde geschiedenis

Een canon biedt per definitie een beperkte, eenzijdige blik op het verleden. Hij vertrekt vanuit één dominant perspectief: dat van de natiestaat. Zelfs als andere perspectieven aan bod komen, blijven ze ondergeschikt aan dat ene gezichtspunt. Dit staat haaks op kwaliteitsvol geschiedenisonderwijs, dat juist gebaat is bij een brede en diverse benadering.

Bovendien loert het gevaar van teleologie en anachronisme om de hoek. Een canon wekt al snel de indruk dat het heden een onvermijdelijke uitkomst was van het verleden. De Vlaamse canon volgt een teleologisch narratief: het idee dat de geschiedenis lineair toewerkt naar een voorbestemd doel, namelijk de oprichting en bloei van een Vlaamse natiestaat. Maar geschiedenis is niet zo rechtlijnig; het is eerder een web van intersecties, invloeden en onverwachte wendingen.

Het risico van anachronisme is bijzonder groot wanneer moderne concepten van nationaliteit en identiteit worden geprojecteerd op het verleden. Historische figuren worden bijvoorbeeld als 'Vlaams' bestempeld, terwijl ze zelf nooit in dergelijke termen zouden hebben gedacht. Dit leidt tot een vertekend beeld van het verleden en ondermijnt het begrip van de complexiteit van historische identiteiten.

 

België: Een lappendeken van verhalen

In de context van België zijn de uitdagingen voor het creëren van een inclusieve canon nog groter. De complexe staatsstructuur, met verschillende gemeenschappen en gewesten, maakt het moeilijk om één coherent narratief te construeren. Bovendien zijn er grote verschillen in de historische ervaringen en collectieve herinneringen van Vlamingen, Walen en Brusselaars.

De Belgische geschiedenis is er een van voortdurende onderhandeling en herdefiniëring van identiteiten. Van de Bourgondische periode tot de huidige federale structuur heeft het gebied dat nu België vormt verschillende politieke en culturele configuraties gekend. Een canon die deze complexiteit reduceert tot een eenduidig 'Vlaams' verhaal doet geen recht aan deze rijke geschiedenis.

 Critici wijzen terecht op de beperkte geografische en culturele horizon van de Canon van Vlaanderen. Waar is de aandacht voor de Waalse, Brusselse en Duitstalige bijdragen aan de Belgische geschiedenis? Het verdwijnen van deze stemmen creëert niet alleen een onvolledig beeld van het verleden, maar miskent ook de verwevenheid van regio's die samen de Belgische identiteit vormen.

De industriële revolutie, bijvoorbeeld, kan niet adequaat worden begrepen zonder de wisselwerking tussen Wallonië en Vlaanderen in beschouwing te nemen. De taalstrijd, een ander cruciaal element in de Belgische geschiedenis, was niet simpelweg een Vlaamse aangelegenheid, maar een complex proces waarbij zowel Vlaamse als Waalse bewegingen betrokken waren bij de democratisering en taalkundige emancipatie van het land.

 

Van vensters naar verbinding

Om echt inclusief te zijn, moet een Belgische canon verder gaan dan het presenteren van losse 'vensters' op het verleden. In plaats daarvan moet er nadruk liggen op verbindingen en wisselwerkingen tussen verschillende groepen en regio's. Dit vereist een fundamenteel andere aanpak dan traditionele canons bieden.

Een dynamisch raamwerk dat voortdurend kan worden aangepast en uitgebreid, zou beter geschikt zijn om de complexiteit van de Belgische geschiedenis te vatten. Dit raamwerk zou gebaseerd moeten zijn op multiperspectiviteit, waarbij elke historische gebeurtenis of ontwikkeling vanuit verschillende invalshoeken wordt belicht.

Concreet zou dit kunnen betekenen dat de canon thematisch wordt georganiseerd rond kernconcepten als 'identiteit', 'macht', 'conflict' en 'samenwerking'. Binnen elk thema kunnen dan verschillende historische episodes worden behandeld, waarbij steeds de nadruk ligt op de interactie tussen verschillende groepen en regio's.

 

De illusie van monoculturaliteit

Een hardnekkige misvatting die door de Vlaamse canon wordt gevoed, is dat Vlaanderen als culturele entiteit op zichzelf staat. In werkelijkheid heeft deze regio altijd invloed ondervonden vanuit omringende culturen en volkeren. Van de Bourgondische hertogen tot de Napoleontische tijden was Vlaanderen altijd al een smeltkroes van invloeden.

Bovendien heeft een groot deel van de huidige Vlaamse bevolking roots buiten Vlaanderen. Voor veel leerlingen is hun identiteit meervoudig: ze combineren elementen uit Vlaamse, Waalse, Brusselse en internationale achtergronden. De monoculturele insteek van de Canon negeert deze realiteit en beperkt het potentieel om geschiedenis een inclusieve betekenis te geven.

Het is cruciaal om te erkennen dat een Vlaams natiegevoel pas opgang maakte in de loop van de 19e eeuw. Het toekennen van het predicaat 'Vlaming' aan historische figuren die geen natiegevoel ervoeren, omdat hiervan geen sprake was, houdt historisch-wetenschappelijk gezien geen steek. Dit anachronistische denken verhindert een genuanceerd begrip van hoe identiteiten zich door de tijd heen hebben ontwikkeld.

 

Pleidooi voor rijk historisch denken

Een caleidoscopische benadering van geschiedenis houdt in dat we niet slechts vanuit één enkel perspectief kijken, maar rekening houden met meerdere stemmen die samenkomen om ons begrip te verrijken. Deze aanpak stelt ons in staat niet alleen te zien hoe gebeurtenissen elkaar beïnvloeden, maar ook hoe ze interageren met bredere sociale en culturele contexten.

Er moet expliciet aandacht zijn voor de rol en ervaringen van groepen die vaak onderbelicht blijven in traditionele geschiedschrijving, zoals vrouwen, arbeiders en etnische minderheden. Door deze perspectieven te integreren, krijgen leerlingen niet alleen een breder beeld van het verleden, maar ontwikkelen ze ook een kritischer blik op hoe geschiedenis wordt geschreven en gebruikt.

Deze benadering vraagt om een heroverweging van wat we beschouwen als 'belangrijke' historische gebeurtenissen. In plaats van zich te concentreren op politieke mijlpalen en militaire overwinningen, zou een inclusieve canon ook aandacht moeten besteden aan sociale bewegingen, culturele ontwikkelingen en alledaagse ervaringen die het leven van gewone mensen hebben gevormd.

 

De rol van de geschiedenisleraar

In deze nieuwe benadering van geschiedenis speelt de leraar een cruciale rol. In plaats van een vastomlijnd curriculum te volgen, wordt de docent een gids die leerlingen helpt kritisch na te denken over het verleden. Dit vereist niet alleen een grondige kennis van de geschiedenis, maar ook pedagogische vaardigheden om complexe ideeën toegankelijk te maken voor leerlingen.

Leraren zouden moeten werken met een flexibel raamwerk van thema's en vaardigheden. Ze kunnen actuele maatschappelijke kwesties als uitgangspunt nemen om het verleden te verkennen, leerlingen actief betrekken bij het onderzoeken en interpreteren van historische bronnen, en samenwerken met collega's uit andere vakgebieden om interdisciplinaire verbanden te leggen.

Deze aanpak vraagt om continue professionele ontwikkeling van docenten. Ze moeten op de hoogte blijven van de nieuwste historiografische inzichten en in staat zijn om gevoelige onderwerpen op een evenwichtige manier te behandelen. Bovendien moeten ze leerlingen helpen om kritisch om te gaan met verschillende interpretaties van het verleden en hen aanmoedigen om hun eigen standpunten te ontwikkelen.

 

Uitdagingen en kansen

Het implementeren van deze benadering is niet zonder uitdagingen. Het vraagt om een grondige herziening van het geschiedenisonderwijs en mogelijk ook van lerarenopleidingen. Er zal ongetwijfeld weerstand zijn van degenen die vasthouden aan traditionele visies op geschiedenis en nationale identiteit.

Bovendien vereist een dergelijke aanpak meer tijd en middelen dan een standaard curriculum. Het ontwikkelen van lesmateriaal dat recht doet aan de complexiteit van de Belgische geschiedenis en het trainen van leraren om dit materiaal effectief te gebruiken, zal een aanzienlijke investering vergen.

 Toch biedt deze aanpak ook grote kansen. Door geschiedenis te presenteren als een complex, meerstemmig verhaal, kunnen we leerlingen beter voorbereiden op het navigeren door de diversiteit van de moderne wereld. Een inclusieve canon zou kunnen functioneren als een spiegel waarin elke Belg een stukje van zichzelf herkent, ongeacht zijn of haar achtergrond.

Bovendien kan deze benadering bijdragen aan een meer genuanceerd begrip van nationale identiteit. In plaats van een rigide, exclusieve opvatting van 'Vlaamsheid' of 'Belgitude', kan het leerlingen helpen om een flexibelere, meer inclusieve identiteit te ontwikkelen die ruimte laat voor meervoudige loyaliteiten en affiliaties.

 

Conclusie: Van canon naar caleidoscoop

We zouden beter kiezen voor een caleidoscopische benadering van het verleden. Deze aanpak doet niet alleen meer recht aan de historische werkelijkheid, maar bereidt leerlingen ook beter voor op de uitdagingen van de 21e eeuw. In een wereld die gekenmerkt wordt door toenemende diversiteit en interconnectiviteit, hebben we burgers nodig die in staat zijn om verschillende perspectieven te begrijpen en te waarderen.

Door af te stappen van het idee van een vaste canon en te kiezen voor een dynamische benadering, kunnen we nieuwe generaties vormen die het verleden zien als een bron van inzicht en inspiratie voor de toekomst. Zo bouwen we niet aan een exclusieve nationale identiteit, maar aan een open vorm van burgerschap die past bij het België en Europa van vandaag en morgen.

 Het is tijd om de Vlaamse Canon te heroverwegen. Niet door het project volledig af te blazen, maar door het te transformeren tot een venster op de veelzijdigheid van België. Stel je een canon voor die de diversiteit en complexiteit van België viert: een verhaal dat niet enkel de verschillen tussen gemeenschappen erkent, maar ook de gedeelde ervaringen en verweven geschiedenissen belicht.

Een verruimde canon zou kunnen fungeren als een brug tussen de verschillende gemeenschappen in België. Het kan een instrument zijn om leerlingen niet alleen kennis bij te brengen, maar ook empathie en begrip voor elkaar te kweken. De waarde van zo'n canon reikt verder dan de schoolbanken; het kan bijdragen aan een meer verbonden en veerkrachtige samenleving.

 
De Canon van Vlaanderen heeft ongetwijfeld een ambitieus doel, maar mist een cruciale kans: het bieden van een inclusief Belgisch perspectief. Door zich uitsluitend op Vlaanderen te richten, sluit het eerder vensters dan dat het ze opent. Het resultaat is een canon die niet alleen historisch beperkt is, maar ook bijdraagt aan een gefragmenteerd nationaal bewustzijn.

Toch hoeft dit niet het einde van het verhaal te zijn. De geschiedenis is geen statisch geheel; zij leeft en evolueert. Een herziening van de Canon - een die recht doet aan de complexiteit van België - kan ons niet alleen helpen om het verleden beter te begrijpen, maar ook een richting wijzen naar een meer verenigde toekomst. Want uiteindelijk gaat het niet om wie wij waren, maar om wie wij samen kunnen worden.