Vanzelfsprekend kun je op Bali ook het "echte" dorpsleven leren kennen. In de desa's zijn verschillende families die hun huis, respectievelijk het hele dorp openzetten voor publiek. Nu zijn zulke dingen meestal fake en heb je te maken met een soort toeristische toneelspelers. Op bali valt dat erg mee, de mensen wonen overduidelijk echt in de getoonde huizen.
Wij hebben onderweg een keer een Balinees huis bezocht en daarna nog een dorpje. Ogenschijnlijk ging de familie gewoon door met hun dagelijkse bezigheden; het opdirken van de gevechtshanen (ja, ja, ook dat is voer voor Marianne Thieme), het koken, het wiegen van de baby, het snijden van het varkensvoer en met wat een Balinese familie zoal nog meer doet. Niet getoond werd het hangen op de bank met een zak chips, het de hele dag in pyama lopen en het verwekken van de kinderen. We gaan er dus maar van uit dat die fenomenen op Bali niet voorkomen.
Het dorp dat wij bezochten bleek een soort commune te zijn. De mensen hadden allemaal een DNA test gehad en bleken van Indiase afkomst te zijn. Daar was verder niet veel van te zien, het zal wel generaties geleden zijn. Wel was er een gamelan orkest waarvan sommige spelers ook in het geheel niet Indonesisch leken te zijn.
Op Bali hebben de mensen geen achternaam. De eerste voornaam is afhankelijk van de plaats in het gezin. Zo krijgt het derde geboren jongetje altijd de naam Nyoman en het vierde zoontje altijd de naam Ketut. Daarnaast is er een tweede voornaam die door de ouders wordt gekozen. Deze tweede naam wordt op het paspoort en in het buitenland gebruikt als achternaam. Niemand heeft hier dus een gekke achternaam, tenzij je heel verschrikkelijke ouders hebt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten