Vanwege een ingewikkelde visumprocedure gingen we niet bij de blauwhelmen in Dajabon de grens over. Veel handiger is om door de bergen bij het dorpje Tiroli de grens over te gaan, daar hebben de mensen namelijk helemaal niets, de douanebeamte is daarom gemakkelijk om te kopen met slechts een flesje cola. De vriendelijke beambte was als een kind zo blij.
Het dorpje Tiroli zelf bestaat uit niet meer dan een verzameling krotten. Tientallen kinderen belaagden bij aankomst ons busje en deze zouden tijdens het hele bezoek niet meer loslaten. Letterlijk want velen wilden aan de hand lopen om hun enige engels te oefenen; "Give me 1 dollar". Buiten die befaamde engelse zin hadden de kinderen van Tiroli nog iets anders gemeen, schimmelkopjes, een penetrante geur en een buitengewoon zakelijk instinct.
Waar al die schimmelkopjes door veroorzaakt werden werd ons al snel duidelijk toen wij een bezoek brachten aan de missionaris, annex apotheek, annex dokter. Wij hoopten op een uitgebreide uitleg over zijn project. Deze was echter zeer beknopt; wijzend naar zijn planken gesealde, nooit gebruikte medicijnen verkondigde hij "This is my project". Om vervolgens met zijn kartonnen inzamelingsdoos te rammelen. Toen onze gids hem vroeg waarom hij een schimmelpatientje, die hij de week ervoor had binnengebracht, en waar de schmimmel nu als een soort blauw gazon op haar hoofd groeide, nog niet had behandeld werd de wilde weldoener erg boos. De gids en alle andere blanken schold hij de huid vol. Wij snapten toch ook wel dat hij daar nog geen tijd voor had gehad? (kennelijk wel om een dure zonnebril te gaan kopen in de Dominicaanse Republiek, ongetwijfeld gefinancierd uit de kartonnen door).
De besmettelijke schimmel tiert vast nog steeds welig rond, ook wij krabben nog regelmatig op ons hoofd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten